After Winter, Intrinsic Silence
[bilingual poetry]
The first cable-car ride
brings him before tourists,
far above the daily concerns,
where a trail climbs and winds
in the shades of ancient woods.
A trunk and moss can be heard,
but many a tree leaf is gasping,
when the largest deer on earth
stops at six yards, watching.
From top to toe it forgot:
there are walking beings
who will gape and freeze.
In a mist over the waters,
an eagle breaks the prism:
above glistening grasslands,
almost still, it reaches no one.
The air extends an empty sigh.
Unnoticed, the distance is close
and returns colors to the world.
Nobody is getting in their way.
The molehill thinks it’s Mount
and a high oak muses light-footed.
I’m sure all is safe, says a young reindeer,
and weasel explores the absence of moving humans.
Oerstil
na de winter
De eerste kabelrit
brengt me vóór toeristen
tot ver boven beslommeringen.
Daar klimt en kronkelt een paadje
door de schaduw van een grillig bos.
De stronken en mossen zijn hoorbaar,
maar elk boomblad hapt naar adem,
nu het grootste edelhert op aarde
pal voor me staat, waarneemt,
van top tot teen vergeten was:
er zijn wandelende wezens
die staren en verstenen.
In de nevel boven water
breekt een arend het prisma:
over de glinster van het grasland
reikt het bijna roerloos naar niemand.
De lucht spreidt en zucht zich leeg.
De verte komt hier onmerkbaar
om weer een kleur te geven.
Niemand houdt iets tegen.
De molshoop waant zich Berg
en een hoge berk mijmert lichtlijvig.
Klein rendier denkt: volgens mij is het veilig,
en wezel verkent de afwezigheid van een mens in beweging.